Maken referenda ons land democratischer?

Na de ontevredenheid over de nasleep van de referenda (eigenlijk ‘volksraadplegingen’) over ‘het verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa’ (2005) en over ‘de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en Oekraïne’ (2016) wordt regelmatig de roep om bindende referenda gehoord. Zo ook kortgeleden bij ‘Pauw en Jinek’, waar Thierry Baudet voorstelde de belangrijkste onderwerpen voor de formatie voor een nieuwe kabinet via een referendum aan het volk voor te leggen.

Dat klinkt sympathiek en democratisch (het volk beslist!), maar daar valt nog wel het één en ander op af te dingen.

Er zitten nl. minstens 2 gevaren aan een referendum:
1. Volksdictatuur
2. (Over)versimpeling van het onderwerp

1. Volksdictatuur
Politiek is de wijze waarop in een samenleving de belangentegenstellingen van groepen en individuen tot hun recht komen – meestal op basis van onderhandelingen – op de verschillende bestuurlijke en maatschappelijke niveaus (bron: Wikipedia). Democratie is dus niet zomaar: de meerderheid beslist.
In een democratie wordt nl. wel degelijk rekening gehouden en gevolg gegeven aan afwijkende meningen van een minderheid.

Als voorbeeld een gezin met 3 kinderen die mogen bepalen waar de vakantie van 3 weken wordt doorgebracht. 2 kinderen willen graag naar Spanje, 1 wil graag naar Frankrijk. Bij een referendum zou de uitkomst 2 tegen 1 betekenen dat de vakantie in Spanje wordt doorgebracht. Een democratisch gezin besluit anders: 2 weken Spanje, 1 week Frankrijk.

Een referendum leent zich niet tot veel stemkeuzen en nuance en bevat meestal een vraag waarop een ‘ja’ of ‘nee’ gegeven kan worden (zie ook volgende alinea). Dat leidt dus tot een uitkomst waarin de stem van de meerderheid overgenomen ‘moet’ worden, met als gevolg dat de mening van de minderheid volledig genegeerd wordt. Dat heet ook wel volksdictatuur: de meerderheid van de bevolking legt zijn wil op aan de minderheid.

2. (Over)versimpeling van het onderwerp
Nationale politieke besluitvorming in een internationale omgeving is complex. Veel besluiten hebben gevolgen voor volgende besluiten en die gevolgen moeten dus meegewogen worden in de besluitvorming. Een referendum leent zich slecht voor complexe, samenhangende besluiten.

Als voorbeeld: ‘het verlagen van de AOW-leeftijd naar 65 jaar’ zou een onderwerk kunnen zijn voor een referendum. De vraag lijkt eenvoudig en de vraagstelling kan eenvoudig worden gesteld in een vorm waarbij alleen een ‘ja’ of ‘nee’ mogelijk is (‘Moet de AOW-leeftijd teruggebracht worden tot 65 jaar?’).

Dit lijkt dus een geschikt onderwerp voor een volksraadpleging. Maar er is meer aan de hand. De verlagen van de AOW-leeftijd kost gemeenschapsgeld. Dit geld kan maar één keer worden uitgegeven. Kiezen voor een verlaging van de AOW-leeftijd heeft dus gevolgen voor de hoeveelheid geld die voor andere onderwerpen beschikbaar is zoals zorg, veiligheid, buitenlands beleid etc. De vraag reduceren tot een simpel ‘ja/nee’ is dus een versimpeling van de realiteit. En een vraag die luidt ‘Moet de AOW-leeftijd teruggebracht worden tot 65 jaar, waarbij we minder geld gaan uitgeven aan Zorg, Veiligheid, Buitenlands Beleid etc.?’ is weer niet geschikt voor een referendum. Een éénduidig ja/nee is nl. lastig: sommigen zullen bijv. ‘ja’ willen, maar niet als het ten koste gaat van de Zorg, maar wel als het ten koste gaat van Veiligheid. Wat te antwoorden?

Er zijn dus veel samenhangende keuzes die zich niet lenen voor simpele vragen. Nog los van de lange vs. korte termijn. Een referendum over belastingverlaging over de volle breedte (in Nederland niet mogelijk) zal waarschijnlijk wel een meerderheid halen. Kiezers geven de korte termijn nu eenmaal vaker voorrang dan de lange termijn.

Politiek is het geheel om deze verschillende belangen met elkaar in evenwicht te brengen. Vandaar dat de meeste verkiezingsprogramma’s ook vele bladzijden beslaan met daarin samenhangende keuzes en (financiële) onderbouwingen. Het CPB en andere bureaus rekenen deze programma’s door op haalbaarheid en gevolgen op korte en lange termijn. Zeker niet perfect, maar zeker ook niet slecht. En daar mogen we gemiddeld eens per 4 jaar op stemmen, waarna een gevormde coalitie de belangen van verschillende groeperingen moet zien te verenigen.

Daarbij horen ook de belangen van niet-regeringspartijen, niet uit een populistisch opportunisme om deze kiezers een volgende keer aan de eigen partij te binden, maar vanuit een democratische zuiverheid.

Is een referendum dan per definitie geen bruikbaar instrument? Dat gaat te ver. Voor onderwerpen die al onderdeel van de verkiezingen zijn geweest, en dus al voorkwamen in de verkiezingsprogramma’s van de verschillende partijen, hoeft geen referendum te worden gehouden. Daar hebben we immers al voor gekozen en de 2e kamer is een goede afspiegeling van de verschillende meningen in ons land.

Onderwerpen die zich nieuw aandienen gedurende een regeringsperiode, die gereduceerd kunnen worden tot een ‘ja/nee’ vraag én die niet in hoge mate samenhangen met andere onderwerpen én waarbij niet grote delen van de bevolking profiteren ten koste van andere delen, kunnen via een referendum worden beslist. Een voorbeeld hiervan: ‘Steunen wij de strijd tegen IS met het sturen van gevechtseenheden van de luchtmacht?’.

Door de beperkingen aan een referendum die ik beschrijf, zullen er niet veel (landelijke) referenda plaatsvinden. Dat is geen verlies, want ons huidige systeem van parlementaire vertegenwoordiging heeft behoorlijk goede democratische waarden ingebouwd.

Een gedachte over “Maken referenda ons land democratischer?”

Reacties zijn gesloten.