Vrijheid is niet vanzelfsprekend

Op 5 mei vieren we de vrijheid zoals we die kennen sinds de Tweede Wereldoorlog. Dat betekent dat de meeste Nederlanders in vrijheid zijn geboren en kunnen leven. Dat geldt ook voor mij. Hierin schuilt wel het gevaar dat we vrijheid als iets vanzelfsprekends zien. Of dat we vrijheid als een persoonlijk recht zien. Dat is het niet.

De vrijheid die we vieren is de gezamenlijke vrijheid van onze maatschappij. Die vrijheid kan alleen bestaan als de leden van die maatschappij die vrijheid bewaken, onderhouden en verantwoordelijkheid richting die samenleving tonen. Dan ontstaat vanzelf persoonlijke vrijheid voor iedereen. Persoonlijke vrijheid is ondergeschikt aan maatschappelijke vrijheid.

Als individuen of groepen persoonlijke vrijheid boven de maatschappelijke vrijheid gaan stellen, dan loopt die laatste gevaar. Individuele vrijheid kan namelijk heel gemakkelijk de vrijheid van een ander inperken. Vrijheid van meningsuiting is bijvoorbeeld zo’n individuele vrijheid. Die is terecht niet absoluut; beledigen van personen of groepen op basis van afkomst, religie, geaardheid etc. mag niet omdat dit de vrijheid van anderen te veel onder druk zou zetten.

Steeds vaker zie ik personen die het absolute recht op persoonlijke vrijheid claimen en daarmee de grenzen oprekken. Zij tonen geen enkel verantwoordelijkheid om de maatschappelijke vrijheid te bewaken. Websites als GeenStijl werken hier hard aan mee door nieuws selectief te brengen en hun volgers op te zetten tegen personen die hen niet welgevallen. Hun motto ‘Tendentieus, ongefundeerd en nodeloos kwetsend‘ zegt wat dat betreft genoeg.

Logischerwijs is er kritiek op deze personen en websites. Vaak worden deze criticasters weggezet als ‘NSB’ers’ omdat ze de vrijheid van anderen beperken. Daarmee stokt elke discussie. Die vergelijking slaat bovendien natuurlijk nergens op. Soms is het nodig de vrijheid van anderen te beperken om de vrijheid van ons allen te waarborgen. Dat is helaas niet voor iedereen duidelijk.