Bij populisme wordt vaak als eerste aan politiek gedacht. Toch komt ook buiten de politiek populisme voor en vooral in de journalistiek. En net als in de politiek, raken ook gevestigde media hierdoor besmet.
Iedereen kan tegenwoordig ‘journalist’ zijn. Vooral sociale media maken het makkelijk om ‘nieuwsberichten’ te publiceren en aan het publiek aan te bieden. Dat kan via o.a. Twitter en Facebook, maar daarmee bereik je vooral je eigen volgelingen, maar omdat je op je eigen account post, is het meestal vrij duidelijk dat het waarschijnlijk om je eigen mening gaat.
Serieuzere ‘journalistiek’ wordt er via ‘nieuwssites’ als GeenStijl, The Post Online, De Dagelijkse Standaard of -in iets mindere mate- Joop bedreven. Zij hebben vaste nieuwsschrijvers en een redactie die regelmatig stukken publiceren. Het doel is om zoveel mogelijk traffic te genereren, omdat daar via adverteerders aan wordt verdiend. Met journalistiek heeft het echter weinig te maken, maar dat is niet altijd direct duidelijk.
Om zoveel mogelijk lezers te trekken, lijkt alles geoorloofd: van absurde koppen boven artikelen via bewust gemankeerde artikelen (waarin alle nuance en tegenargumenten volledig ontbreken) tot aan volledige fake-berichten. Alles wordt ingezet om de eigen achterban te pleasen en aan de site te (blijven) binden. Het toppunt van populisme dus.
Maar de mainstream-media dan? Die willen toch ook zo veel mogelijk bezoekers/abonnees? Dat klopt, maar over het algemeen volgen zij kwalitatieve normen (ethische gedragsregels), die worden afgedwongen of gecontroleerd door de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ), de Raad voor de Journalistiek (RvdJ) en/of eigen organen zoals ombudsman/vrouw. De journalistieke standaarden zijn hierbij belangrijker dan de nieuwswaarde. Dat garandeert niet dat er nooit iets mis gaat, maar zorgt wel voor een corrigerend vermogen. Ook is altijd duidelijk of het om een mening in de vorm van een column (en dus een columnist) gaat of een journalistiek artikel.
Veel populistische ‘journalisten’ zijn gelukkig gemakkelijk te herkennen. Ze zijn vaak nagenoeg alleen terug te vinden op hun eigen platformen (Sietske Bergsma, Annabel Nanninga, Joost Niemöller, Bert Brussen, Bas Paternotte en Anne Fleur Dekker zijn bekende voorbeelden hiervan). Door hun vaak radicale meningen worden ze niet vaak uitgenodigd door de belangrijkste kranten en tv-programma’s.
Anders is dat voor een kleine groep, waarvan Wierd Duk het bekendste voorbeeld is. In een poging het elitaire imago af te schudden is (of was) hij regelmatig te zien in diverse actualiteitenprogramma’s en heeft hij een vaste rubriek in het Algemeen Dagblad (AD). Hoewel dit officieel als column geldt, is dat niet of nauwelijks zichtbaar en noemt hij zichzelf ‘politiek verslaggever’.
Net als voor populistische politici, is het de vraag wat populistische journalisten toevoegen aan onze maatschappij. Hun doel is namelijk niet het verstrekken van min of meer objectieve informatie aan een breed publiek of het aan de kaak stellen van misstanden in de maatschappij. Zelf beweren ze vaak iets in de trant van ‘we verrijken het debat’ of ‘we laten een ander geluid horen’. Dat is vaak een drogreden, want ze vertroebelen het debat juist vaak, vooral omdat ze niet kritisch zijn op hun eigen bronnen. Een ander geluid laten horen alleen om een ander geluid te laten horen is geen doel. Hun enige echte doel is het oppoetsen van hun ego, het uitvergroten van hun ‘gelijk’ en het in stand houden van een schare volgers. Daar heeft uiteindelijk niemand baat bij.